Steenkolmijn van Waterschei (Genk)

Belgium / Limburg / As / Genk / André Dumontlaan, 67
 beschermd gebouw, kolenmijn, 20e eeuwse constructie

De Steenkoolmijn van Waterschei was een van de zeven mijnen van het Kempens steenkoolbekken. Deze Kempense mijnzetel was gevestigd in het stadsdeel Waterschei van de Belgische stad Genk.

Nadat André Dumont op 2.08.1901 te As steenkool aanboorde met zijn "Nouvelle Société de Recherche et d'Exploitation" (opvolgster van zijn in 1898 opgerichte en begin 1901 gefailleerde "S.A. de Recherche et d'Exploitation"), diende hij in naam van zijn maatschappij verschillende aanvragen in tot het bekomen van meer dan 5.000 ha concessie, onder de gemeenten Opglabbeek, Niel-bij-As, As, Opoeteren, Dilsen, Lanklaar, Mechelen-aande-Maas en Genk. In 1903 werden al de rechten van deze N.V. overgedragen aan de nieuw-opgerichte "Société de Recherche et d'Exploitation Eelen-Asch". Deze verkreeg bij K.B. van 1.06.1906 de concessie genaamd "André Dumont sous Asch" (2.950 hectares onder As, Niel, Opglabbeek, Mechelenaan-de-Maas en Genk; door de uitbreiding en grenswijzigingen in 1909 en 1912 op 3.080 hectares gebracht). De N.V. "Charbonnages André Dumont sous Asch" (de term "Sous Asch" werd in 1920 uit de maatschappelijke benaming geschrapt) werd op 18.06.1907 in Brussel gesticht, met een beginkapitaal van 15.000.000 frank, verdeeld in 60.000 aandelen. Hiervan gingen er 20.000 naar de vroegere " Societé Eelen-Asch " voor inbreng en rechten en gegevens; van de overige 40.000 verwierf deze N.V. er nogmaals 7.070, en verder participeerden onder meer de Société Générale de Belgique (9.000 aandelen), en de heren Baron Evence Coppée (2.000 aandelen), Baron C. Goffinet (2.000 aandelen), Alfred Orban (2.000 aandelen), en Raoul Warocque (2.000 aandelen).

In tegenstelling met de andere exploitatiemaatschappijen kwam het beginkapitaal dus uitsluitend van Belgische belangengroepen. De kapitaalsverhogingen van 1912, 1920, 1923 en 1924 zullen deze strekking onaangetast laten, met uitzondering van de Keulse Bank "Schaaffhausen seiner Bankverein", die 800 aandelen in de wacht kon slepen. Wel wisten inmiddels een aantal grote Belgische nijverheidsen kapitaalsgroepen de aandelenportefeuille van de oorspronkelijke maatschappij (18.085 aandelen) te overvleugelen: de Société Générale (30.000 aandelen), Solvay & C° (23.000 aandelen), de Cristalleries Val-Sint-Lambert en de Laminoirs et Forges de Marchienne-au-Pont (elk 20.000 aandelen). Ook de Leuvense Volksbank had 9.841 aandelen verworven, terwijl als privé-personen onder meer participeerden: Baron Goffinet (7.555 aandelen), Jourdain (5.670 aandelen), Baron Coppée (4.935 aandelen), Leon Guinotte (2.600 aandelen), en dergelijke De algemene vergadering der aandeelhouders besliste op 21.012.1948 de oorspronkelijke 400.000 aandelen van 250 frank om te zetten in een gelijk aantal aandelen zonder vermelding van nominale waarde; ook werd beslist het kapitaal op 800 miljoen te brengen zonder uitgifte van nieuwe aandelen, door inbreng van 700 miljoen die de meerwaarde van de herschatte vastleggingen inmiddels vertegenwoordigde.

Onder invloed van de technische uitbatingsbegrippen van het begin van de 20ste euw, en na een reeks verkenningsboringen, werd besloten dat de verdeling der concessie in twee uitbatingsvelden verdedigbaar was: voor elk deel zou dan een afzonderlijke uitbatingszetel opgericht worden. Een westelijke zetel zou gevestigd worden aan Foraky-proefboring nummer 78 (1909-1910, doorgedreven tot 1069 meter, met kolenplatform op 505 meter). Bevriezingsboringen tot 382 meter voor beide schachten (46 boorgaten voor eerste schacht, 48 voor de tweede) werden vanaf 1.07.1910 ingezet: hiermee konden de waterhoudende dekterreinen tot 360 meter bevroren worden. De afdieping van schacht I werd aangevat op 4.06.1912, eerst in bevroren dekterrein, nadien door middel van cementering door ondoordringbare mergel- en krijtlagen (door Foraky en de "Entreprise Générale de Foncage de Puits, Etudes en Travaux de Mines" uit Parijs). In december 1913 werd het afdiepen onderbroken voor onderzoek van de 12 meter Herviaans drijfzand boven het kolengebergte. Na een waterdoorbraak (9.1.1914) overstroomde de schacht, en diende sterke bemaling ingezet; gelijktijdig werden voorbereidingen getroffen voor herbevriezing tussen 466 en 543 meter. Op 4 augustus 1914 - datum van het uitbreken der eerste wereldoorlog - had schacht II zonder grote moeilijkheden een diepte van 300 meter bereikt. De bezetter stelde het vennootschap vanaf oktober 1916 onder sekwester, en legde de - inmiddels reeds vertraagde - werken stil, op een ogenblik dat de werken in beide boorgaten zover gevorderd waren, dat men de herbevriezing kon voorbereiden. Dit kon pas vanaf 27.10.1920 geschieden in schacht I (afdieping hernomen vanaf 7.03.1921). Vanaf mei 1924 kon de productie via schacht I (728 meter, later doorgedreven tot 975 meter en 1.208 meter) beginnen. Op 30 juni 1928 kon ook schacht II in dienst treden (845 meter, later 1.088 meter).
Nearby cities:
Coördinaten:   50°59'54"N   5°32'26"E
This article was last modified 2 jaren geleden